Juryrapport Anne Vondelingprijs 2010
De jury van de Stichting Anne Vondelingprijs kent ieder jaar een prijs toe aan een journalist die zich heeft onderscheiden op het terrein van de politieke journalistiek. Dit jaar gebeurt dat voor de dertigste keer. Bijzondere aandacht besteedt de jury daarbij aan de kritische visie van de journalist op de politiek en aan het vermogen om op heldere wijze politieke vraagstukken toegankelijk te maken. De Arme Vondelingprijs is altijd bestemd geweest voor de op papier geschreven journalistiek en sinds vorig jaar ook voor de intemetjoumalistiek. Kandidaten uit die hoek zijn er tot dusverre niet. Laten we het er voorlopig maar op houden dat het metier nog jong is. De jury is er niet mee in verlegenheid gebracht, want wij hebben in Nederland gelukkig nog steeds genoeg journalisten in de traditionele geschreven pers met kennis van zaken, een goede pen en een scherpe, onafhankelijke blik. Ook vandaag kunnen wij weer een uitstekende journalist aan onze inmiddels imposante lijst van winnaars toevoegen.
Martin Sommer ontvangt dit jaar de prijs voor zijn columns die hij vanaf begin 2010 in De Volkskrant schrijft. Als chef van de parlementaire redactie van de Volkskrant, redacteur en schrijver van de rubriek Gemengde berichten in diezelfde krant, heeft hij een jarenlange kermis en ervaring met de nationale en internationale politiek opgebouwd. Journalistiek van een hoog niveau die hem in politiek Den Haag zeer gezaghebbend hebben gemaakt.
Sommer behoort tot de klasse van journalisten die over een langere periode een grote kwaliteit leveren, en daarmee kunnen wij hem vergelijken met de meeste andere prijs winnaars van de Arme Vondelingprijs. Van alle winnaars in de afgelopen dertig jaar is er niemand waarbij wij ons nu afvragen wie dat ook alweer was. En het is duidelijk dat ons dat met Sommer ook niet gaat lukken. Misschien dat sommige mensen dat graag zouden zien, want Sommer gaat niet zachtzinnig met politiek om. Zonder aanziens des persoons, en ook zonder aanziens van het politieke profiel van zijn broodheer, de Volkskrant, analyseert Sommer scherp, rationeel en afstandelijk. Met die afstandelijkheid is hij misschien wel juist in staat om alert te observeren en de verwondering van de buitenstaander te behouden. Zo vraagt hij zich af hoe je aan een Fransman en een Duitser die op de bank naar Nederlandse lijsttrekkersdebatten kijken moet uitleggen wat er gaande is. En dat hij niet onder de Haagse stolp is gekropen blijkt ook wel uit kwalificaties als “hakkelaars en stumperds achter de katheder” of “zij die expertise hebben in het op hun ponteneur blijven staan”. Voordat er misverstanden ontstaan: dit gaat over Kamerleden.Was sich liebt das neckt sich. De liefde van de politiek is onmiskenbaar, maar op partijpolitieke voorkeuren kan Sommer in zijn columns geenszins betrapt worden.
Sommer neemt standpunten in die voor de lezer ongemakkelijk zijn, omdat ze hem dwingen een andere kant van een vraagstuk te zien dan de kant die zo vanzelfsprekend en goed lijkt te zijn. De manier waarop hij dat doet, is heel doordacht en een tikkeltje vilein. Sommer start zijn column met een standpunt waarop niets tegen in te brengen valt, zoals de bewering dat de PVV geennormale partij is, want niet democratisch, en geeft de welwillende lezer direct daarna een draai om de oren. De kandidaatstelling in de zogenaamd normale politieke partijen is ook niet zo democratisch. Daar bewaken “bleke kruideniers de toegang tot de kieslijsten” en regeert de “ijzeren wet van de middelmaat.
Met dit citaat komen we toe aan het taalgebruik van Sommer, een beslissend criterium “bij de selectie van kandidaten voor de Anne Vondelingprijs. Dejury vindt Sommer’s taal origineel, beeldend en bij vlagen zeer humoristisch. Met veel plezier volgen hier enkele citaten. Balkenende bedient zich volgens Sommer van “een technocratisch, mouwenopstroperig idioom” en geen landdat de toekomst zozeer dichttimmert met “kookboekachtige regeerakkoorden” als Nederland. In zijn partijprogramma is de PvdA “met die schouders en die lasten in de weer” en Nederland is na de verkiezingen in “een morele koortstoestand” geraakt. En retoriek is volgens Sommer “beleid op heel korte beentjes”.
Behalve voor zijn taalvondsten willen we Sommer roemen om zijn grote belezenheid. Zonder enig poeha gebruikt hij argumenten uitwetenschappelijke publicaties, onderzoeken en stukken van politieke partijen om zijn betoog te onderbouwen en zijn columns een nieuwe wending te geven. Hij verbindt de ontwikkelingen in de Nederlandse politiek met voorbeelden uit het buitenland die de aandacht trokken, zoals in Groot-Brittannië. Knap is zijn vermogen om complexe materie voor een buitenstaander begrijpelijk te houden, die er en passant ook nieuwe inzichten aan overhoudt.
De jury is er trots op om de dertigste Anne Vondelingprijs toe te kennen aaneen eigenzinnig journalist als Martin Sommer. Een man die de kunst verstaat om vaststaande opvattingen in de politiek in twijfel te trekken, niet om die politiek en politici onderuit te halen, maar om die en de lezer te dwingen tot kritisch debat en zelfreflectie.
De jury maakt graag van de gelegenheid gebruik om politici, hoofdredacteuren, voorlichters, mediawatchers en lezers op te roepen om ook volgend jaar weer journalisten te nomineren. Alle inzendingen worden door de jury zorgvuldig bekeken en gewogen.
Den Haag, 22 juni 2011.
De jury van de Anne Vondelingprijs
Thom de Graaf, voorzitter
Carla van Baalen
Geert Jan Laan
Maria Henneman.