Uitreiking Anne Vondelingprijs 2019
In de eerste plaats wil ik Petra de Koning van harte feliciteren met de toekenning van de Anne Vondelingprijs. Een prestigieuze prijs voor parlementaire of politieke journalistiek. En Menno van den Bosch met de toekenning van de Saskia Stuivelingprijs.
Anne Vondeling zei het zo: ‘parlementaire journalistiek is een voorwaarde voor het functioneren van ons politieke stelsel’.
Dat stelt dus hoge eisen aan de parlementaire journalistiek. Volgens de jury is Petra de Koning iemand die de tijd neemt om een politicus te portretteren of een onderwerp uit te diepen. Naast dit slow political journalism toont Petra de Koning met haar bijdragen aan ‘Haagse Zaken’, de politieke podcast van NRC Handelsblad, gevoel te hebben voor online vormen van journalistieke presentatie.
Erg mooi dat – om maar eens iets in het midden te gooien – zulke journalisten er nog zijn. In de huidige discussie over de parlementaire journalistiek zou je dat bijna vergeten. En dat is onterecht. Ik zal daar zo dadelijk nog iets over zeggen.
Ik wil het bestuur van de Stichting Anne Vondelingprijs danken voor de uitnodiging om de prijs uit te reiken. Parlementaire journalistiek heeft altijd mijn belangstelling gehad. Ik vind journalistiek belangrijk en journalist een mooi beroep. Zij het dat het ‘journalist’ geen beschermde titel is en er ook geen echte omschrijving voor is. Iedereen kan zich journalist noemen. Dat is wel eens vervelend om te horen, maar het is toch echt zo.
Toen is student was en tegen mijn afstuderen aan zat, had ik twee ambities. Ik heb staatsrecht, staatkundige geschiedenis en volkenrecht gestudeerd. Die ambities waren: burgemeester worden van een kleine gemeente of parlementair journalist. Geen van beide is gelukt, maar ik ben nog wel goed terecht gekomen. Mijn eerste baan was ambtenaar voor de studievoorlichting bij de Technische Hogeschool Twente. Dus iets van voorlichting, communicatie zat er wel in. Maar wel ver weg van Den Haag.
Maar goed: waarom parlementair journalist? Omdat ik het democratisch functioneren van ons staatsbestel enorm interessant vond. Niet zozeer om eraan deel te nemen, maar als observator. Het doorgronden van het waarom van beleid, van het optreden van politici. En er achter komen wat achterliggende motieven zijn. Dat is natuurlijk niet zo vreemd als je een studie hebt gedaan zoals ik.
Ik was geboeid door de politieke analyses die ik in de krant las. Voornamelijk in de krant. Ik had een televisietoestel met een clandestiene antenne die alleen sneeuwend beeld van Nederland 1 en 2 uitzond. Daarop viel niet heel veel politiek te beleven.
Je moet natuurlijk oppassen voor de gedachte dat vroeger alles beter was, maar dat het langzamer was en journalisten dus meer tijd hadden om een onderwerp uit te diepen is ontegenzeggelijk waar. Ook de politiek was langzamer en grondiger. Ik heb nog wel eens Kamerdebatten uit de jaren vijftig en zestig nagelezen. Dat is echt de moeite waard. Veel gebeurde toen nog plenair en soms van hoog niveau. En boeiend.
Wat Anne Vondeling ook ooit heeft gezegd: pers en politici horen bij elkaar zoals stekker en stopcontact. Met andere woorden: politiek en pers zijn wederzijds afhankelijk van elkaar. Een symbiotische relatie waarin beiden elkaar beïnvloeden. En niet alleen in positieve zin, vrees ik. Max de Bok heeft een lang essay gewijd aan de beide uitspraken van Anne Vondeling die ik aanhaalde en vroeg zich af of de parlementaire journalistiek van voldoende niveau is om inderdaad onontbeerlijk te zijn voor het democratisch functioneren van ons politieke stelsel. Ik vind die vraag juist nu interessant. Het artikel van Max de Bok is al wat ouder, van 1994, en sindsdien is er wel het een en ander gebeurd. Ik denk dat het belang van de kwaliteit van parlementaire of politieke journalistiek sindsdien alleen nog maar is toegenomen. Het gaat niet meer alleen om de controle van de macht, maar ook om zo goed mogelijke informatie. Feiten die kloppen.
Wat ís goede journalistiek?
Het is goed te zien dat daar in uw eigen beroepsgroep regelmatig over wordt gediscussieerd. Of in elk geval over wordt geschreven. Max de Bok formuleerde het in één woord: vakbekwaamheid. En wat is dat dan? Hij werkt dat uit:
- Eerbied voor de feiten
- Getrouwheid aan de waarheid
- Streven naar zo groot mogelijke objectiviteit
- Onomkoopbaar
Dat zijn de eisen die een journalist aan zichzelf zou moeten stellen.
Anderen noemen, als het gaat om controle van de macht, want dat is in onze democratie natuurlijk van groot belang: kritisch en onafhankelijk, diepgravend en zorgvuldig.
Wel, dat is nogal wat. In dit verband moet ik even kwijt dat het treurig is dat de lokale journalistiek steeds vaker afwezig is. Te weinig geld. En juist daar is controle op het democratisch functioneren niet verkeerd. Ook om deze reden is het belangrijk dat Menno van den Bosch de Saskia Stuivelingprijs heeft gekregen.
Maar goed, laten we enkele van de eisen eens nader bekijken.
‘Een zo groot mogelijke objectiviteit’. Objectiviteit bestaat niet. Maar als je het combineert met kritisch en onafhankelijk, dan zegt het wat meer. En met betrouwbaar. Dan zegt het nog meer. Natuurlijk is het niet verboden voor een journalist om geëngageerd te zijn. Maar ben je dan nog objectief? Een bijna onmogelijke opgave. Maar zonder engagement kan je volgens mij ook geen goed journalist zijn. Je moet je toch betrokken voelen bij waar je het over hebt. Dus ‘een zo groot mogelijke objectiviteit’.
Kritisch en onafhankelijk zijn is lastig in deze tijd. Al vaker is gezegd dat parlementair journalisten zo dicht op hun onderwerp zitten dat ze ermee vergroeid dreigen te raken. En met de enorme toename in de loop van de jaren van de departementale voorlichters is er het gevaar dat je je laat inpakken. Of als je erg onder invloed komt van charismatische persoonlijkheden. Ook dat is vaker beschreven. En als je weinig tijd hebt, en dat is heel vaak zo, dan is er soms te weinig gelegenheid om je kritische en onafhankelijke geest te laten werken. Ik vind het een beetje triest dat het beroep van ‘spinner’ zo is uitgegroeid. Ja, inderdaad, als bewindspersoon heb je dat misschien wel nodig, maar toch, het zou eigenlijk zonder moeten. En als het dan zo is, moeten journalisten er ook doorheen prikken en het zichzelf niet te gemakkelijk maken.
Ik ben professioneel gezien opgegroeid in de wereld van Justitie. Het openbaar ministerie, om precies te zijn. De houding die ik daar had aangeleerd, ben ik eigenlijk nooit kwijtgeraakt. De houding van: kijk naar de feiten, check die feiten en waar leiden die toe. De rechter is onafhankelijk en moet een oordeel vellen op grond van die feiten die je als OM-er presenteert. Je spreekt niet van tevoren met de rechter over een zaak, alleen over de procedure: wanneer is de zitting, hoeveel tijd is er nodig, etc. Deze houding heeft me eigenlijk een beetje dwarsgezeten tijdens mijn ministerschap: in een debat met de Kamer moet het argument het doen. Ik was slecht in het vooroverleggen. En ten opzichte van journalisten had ik dat nog sterker: de drempel om een journalist voor de lunch uit te nodigen was voor mij te hoog. Ik heb het nooit gedaan, ondanks adviezen die mij in die richting waren gegeven. Ik vond dat er afstand moest blijven. Misschien onverstandig, on-haags, dat wel.
Ik ben er altijd van uitgegaan, of liever, dat wílde en wil ik, dat journalisten ‘kritisch en onafhankelijk’ kijken naar de feiten. Terwijl ik ook wel weet dat dat niet altijd het geval is. Ook journalisten lijden wel eens aan tunnelvisie. Ik heb nogal eens wat je noemt ‘groupthink’ gezien. Journalisten die onafhankelijk allemaal dezelfde lijn volgen. Ik begrijp wel dat het lastig is je daaraan te onttrekken. Toch mogen we blij zijn dat er nog steeds journalisten zijn die dat wél doen. Maar meestal zijn dat degenen die ook wat afstand nemen van de Haagse kaasstolp.
Milena Holderd, die samen met Ghassan Dahhan, in 2018 de Anne Vondelingprijs toegekend kreeg pleitte voor een journalistieke houding die niet meedenkt of meebuigt met de macht.(..). Een houding die ervoor waakt om feiten te vervuilen met meningen. Dán krijg je goede journalistiek”.
Er zijn ongeveer 400 journalisten geaccrediteerd in Den Haag. Dat is een behoorlijke menigte, en zeer divers. Ariejan Korteweg zegt daarover in de documentaire “Hart van de democratie”: ‘Nergens anders zitten zoveel journalisten zo kort op elkaar naar dezelfde onderwerpen te loeren. Kluitjesvoetbal is het en dan zijn er maar twee oplossingen: uit de buurt blijven of er met de bal vandoor gaan.’
Maar hij zegt ook:
‘Parlementair verslaggever is een van de vreemdste functies in de journalistiek, laat dat vooraf gezegd zijn. Het is een tegennatuurlijke toestand, hooguit te vergelijken met die van een redacteur van de Eendrachtbode of de Baarnsche Courant. Ook aan het Binnenhof word je zodanig omringd door je onderwerp dat je ervan deel gaat uitmaken. Afstand houden is zowel onmogelijk als onwenselijk, dat laatste omdat je dan niks te weten komt.’
Logischerwijs is er ook een zekere pikorde. Dat is de andere kant van het verblijven in de groep. Het duurt even voordat je een belangrijk journalist bent van een belangrijk medium. Maar als het eenmaal zo ver is, moet je die status ook waarmaken. Juist in die positie zou je je als professional regelmatig moeten afvragen: voldoe ik aan de criteria? En denk ik echt onafhankelijk?
U zult zich misschien afvragen: waar bemoeit zij zich mee. Ik zeg dit omdat ik, nog net als zoveel jaren geleden, de politieke en parlementaire journalistiek belangrijk vind. Vertrouwen in de politiek hangt samen met vertrouwen in de media. Dat vertrouwen is niet geweldig groot. Voor de pers geldt: zo’n 36%, voor de politiek 42%, althans voor de Tweede Kamer. Maar, zoals Johan Remkes het zei bij de presentatie van zijn rapport over de toekomst van het parlementaire stelsel: “We hebben wel vertrouwen in de politiek, maar niet in onze politici.” Hoewel dat in deze coronatijd heel anders lijkt te zijn. Meer crisis, zou je bijna wensen..
Als pers én Kamerleden alleen maar geïnteresseerd zijn in relletjes, vliegen afvangen en mensen onderuit halen, heeft dat invloed op het vertrouwen in het functioneren van de democratie. Is dat een verantwoordelijkheid van de journalistiek? Ja, ik vind van wel. U moet uzelf niet onderschatten wat dat betreft. U moet ook de invloed van wat u schrijft of uitzendt of via social media de wereld in stuurt, niet onderschatten. U kunt niet alleen mensen maken en breken, maar ook een systeem. Ons democratisch systeem functioneert gelukkig, ondanks alle kritiek, best goed. Daarvoor zijn parlement, regering, politici, departementen, instituties, verantwoordelijk. En u, parlementair journalisten.